Verslag kick-off sessie 27 juni 2025 over de Geïntegreerde toepassing van EU-duurzaamheidswetgeving
Op vrijdag 27 juni 2025 kwamen bij de Kamer van Koophandel in Amsterdam zo’n 30 experts uit bedrijfsleven, ministeries, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties, vakbonden en toezichthouders bijeen in het kader van het pilotproject ‘Geïntegreerde toepassing van EU-duurzaamheidswetgeving’. Het merendeel van de deelnemers bestond uit vertegenwoordigers van bedrijven uit verschillende sectoren van de economie. De sessie was erop gericht om belanghebbenden in gesprek te brengen over waar bedrijven nu al tegenaan lopen bij de implementatie van de veelkoppige duurzaamheidswetgeving en welke wetten en regels bij een geïntegreerde toepassing moeten worden meegenomen.
Met de knop hieronder kunt u het verslag downloaden. De tekst van het verslag gaat daaronder verder.
Welkom en toelichting sessie
De convenor van de sessie, Ewald Wermuth, voorzitter foodFIRST, stelde in zijn welkomstwoord dat het een flinke opgave wordt om voor 176 wetten, regels en richtlijnen een geïntegreerde benadering te ontwikkelen. Het is dan ook niet vreemd dat het implementerende bedrijfsleven dit ervaart als forse regeldruk die de duurzaamheidsimpact in de weg kan staan. In de vorig jaar georganiseerde multistakeholdersessies in de voedingsmiddelensector kwam dan ook als belangrijkste actiepunt naar voren om de toepassing van de verschillende wetten beter hanteerbaar te maken voor het bedrijfsleven en een benadering te ontwikkelen om deze uiteenlopende wetten geïntegreerd te kunnen toepassen. De kick-off sessie is de eerste van drie multistakeholderbijeenkomsten. De bedoeling van deze sessie is om de implementatie van de wetgeving te bespreken door het in balans brengen van de ervaren regeldruk met het doel, t.w. de gewenste duurzaamheidsimpact. De politieke ruis rondom de Green Deal noch de inhoud van de wetten staat ter discussie. De uitkomsten zullen worden meegegeven aan de werkgroep van deskundigen die dit als basis zal nemen voor de ontwikkeling van een geïntegreerde benadering.
Kernvragen en bevindingen
De discussie onder moderatie van Manon Wolfkamp (Manon Wolfkamp Public Affairs & Sustainability/RBConnect) is gevoerd aan de hand van enkele kernvragen. Deze kernvragen zijn hieronder uitgewerkt en bij elke ervan zijn de belangrijkste bevindingen uit de discussie beknopt weergegeven. De discussie vond plaats zowel aan drie aparte discussietafels, die elk multistakeholder waren samengesteld, als plenair. De plenaire discussie eindigde met reflecties op de discussie uitkomsten door de voorzitter van de werkgroep die de geïntegreerde benadering ontwikkelt, Liesbeth Enneking (Erasmus School of Law).
Ronde 1: Problemen met de implementatie
1. Rol van de overheid
- Regelgeving wijzigt te vaak en te vroeg
- De aandacht voor duurzaamheid gaat ten onder aan geopolitiek
- De politiek neemt het onderwerp onvoldoende serieus
- Inconsistentie en gelijkwaardigheidsprobleem omdat politiek het zelf niet doet
- Tegenstrijdig belang van de overheid
- Conflicterende belangen van verschillende overheden
2. Voorlichting en communicatie over wetgeving
- Te weinig en onvindbare goede voorbeeld van MVO
- Narratief ontbreekt
- Gebrekkige informatie over ‘good practices’
- Onvoldoende duidelijkheid over (on)gewenst gedrag
- Onduidelijk wie de voorlichtende rol pakt
3. Inhoud en de vormgeving van de duurzaamheidswetten
- Uitwerking en toepassingsbereik wetgeving onduidelijk
- Wetten overlappen: hebben hetzelfde doel maar willen deze op verschillende manieren bereiken
- Regelgeving leidt op de korte termijn af van de eisen voor duurzame doelen en ambities
- De verplichtingen op groepsniveau zijn gecompliceerd
- Veel verschillende rollen en concepten waarvan de betekenissen onduidelijk zijn
- Definities variëren tussen regels
- Wetgeving sluit niet goed aan op de praktijk (kleine bedrijven, dienstverleners, ‘brede’ bedrijven)
- MKB wordt benadeeld in vergelijking tot grote bedrijven (wat betreft kennis en ‘leverage’)
- Poging tot specificering leidt juist tot versnippering
- Bedrijven weten niet hoe en wanneer ‘goed goed genoeg is’
- Wetgeving zet bedrijven niet aan tot verbetering
4. Implementatie door bedrijven
- Uitdaging om niet-EU handelspartners mee te krijgen
- Iedere wet vereist opnieuw initiële kosten
- Goede praktijken van implementatie niet vindbaar of openbaar beschikbaar
- Vertaalslag van wet naar praktijk blijkt lastig
- Onduidelijkheid rond mogelijke samenwerkingspartners in de keten
- Wijzigende wetgeving beperkt investeringsmotivatie (financieel en ideëel)
- Iedereen maakt verschillende keuzes in te prioriteren doelen en acties
- Wetgeving neemt aandacht weg van daadwerkelijke duurzame doelen
- Basiskennis over het onderwerp ontbreekt
5. Toezicht op naleving
- Toezichthouder heeft niet altijd de benodigde bevoegdheden om te handhaven
- Veel verschillende toezichthouders met verschillen in uitvoering
- Handhaving via publiek toezicht niet per definitie geschikt voor het stimuleren van permanente verbeteringen
- Geen eenduidige en strategische visie op toezicht.
Ronde 2: Welke duurzaamheidswetten zijn relevant?
Welke duurzaamheidswetten hebben bedrijven mee te maken; welke daarvan zijn uit balans wat betreft doel (impact) en implementatie (regeldruk); welke wetten werken juist wel goed of zouden in potentie kunnen helpen om impact te realiseren?
In de tweede discussieronde is de deelnemers gevraagd te inventariseren met welke duurzaamheidswetten het bedrijfsleven te maken heeft. Daarbij werd ook gevraagd een onderscheid te maken tussen wetten die ‘in balans’ zijn wat betreft regeldruk en te realiseren impact en wetten die daarbij ‘uit balans’ zijn en vooral onnodige complexiteit veroorzaken. Daarbij werden criteria gehanteerd als: helder doel, impact, toetsbaarheid, traceerbaarheid, in hoeverre samenwerking in de keten wordt gestimuleerd, toegevoegde waarde oplevert voor bedrijven en partijen in beweging zet om verder te verduurzamen.
Uit de plenaire terugkoppeling bleek dat, afhankelijk vanuit welk perspectief de wet werd benaderd, enkele wetten zowel als ‘in balans’ als ‘uit balans’ kunnen worden beschouwd of zelfs daartussen in. Zo is de CSRD een rapportageverplichting en kan daarmee als een last voor bedrijven worden gezien maar de rapportageplicht kan juist ook transparantie en duurzaamheidsimpact bevorderen. De CSDDD wordt door bedrijven gezien als toetsbaar en ondersteuning voor verduurzaming maar de manier waarop de wet in de Omnibus is herzien werd juist gezien als uit balans. Ook waren er zorgen over de kosten van implementatie.

Ronde 3: Welke duurzaamheidswetten moeten meegenomen worden in een geïntegreerde benadering?
Welke problemen en duurzaamheidswetten zouden een geïntegreerde benadering in ieder geval moeten meenemen zodat er meer impact bereikt kan worden met minder regeldruk?
Na de inventarisatie binnen de discussietafels van de relevante duurzaamheidswetten waarbij onderscheid werd gemaakt tussen wetten werden de deelnemers uitgenodigd om aan de hand van stickers te prioriteren welke wetten meegenomen moeten worden bij een geïntegreerde benadering die moeten leiden tot zowel een verminderde regeldruk als meer duurzaamheidsimpact.
Hieruit blijkt dat de deelnemers de volgende wetten daarbij als prioriteit aanmerken:
- CSDDD is eigenlijk de enige wet die nodig is en andere wetten overbodig maakt.
- CSRD
- EUDR
- LCA normen
- Ecodesign / UPV
Volgende stappen
Aan het eind van de geëngageerde en inhoudsvolle discussie dankte de moderator alle deelnemers voor de inbreng en zegde toe dat het actieverslag snel zal worden verspreid waarbij ieders inbreng, zoals afgesproken, persoonlijk noch professioneel herleidbaar zal zijn. Zoals eerder aangegeven zullen de uitkomsten van de discussies worden meegenomen naar de werkgroep van deskundigen die op korte termijn onder leiding van Liesbeth Enneking bijeen zal komen. In het najaar zal een tweede multistakeholdersessie worden georganiseerd om een eerste proeve van een geïntegreerde benadering te bespreken.
Kijk voor meer informatie op foodfirst.eu/imvo.